Oom Joost & tante Henny

José Seton (12-08-1912 – 7-06-1982) en Hendrika Seton-Nobel,(25-03-1913 – 03-04-2003), Joost en Henny, waren geen familie van ons. Maar ze hoorden helemaal bij ons gezin. Wij, als kinderen Noteboom, noemden hen dan ook oom Joost en tante Henny. Ze waren voor ons een soort tweede vader en moeder. Zelf hadden ze geen kinderen en beschouwden ons min of meer als hun kinderen.

Joost en Henny Seton wonen in de Vlinderstraat als Bert en Wil Noteboom om de hoek in de Plantagestraat komen wonen. Ongetwijfeld kennen ze elkaar in die tijd omdat ze alle vier naar dezelfde kerk gaan. Als er bij Bert en Wil kinderen geboren worden, lijkt tante Henny al snel de helpende hand te bieden door regelmatig één of twee kinderen mee te nemen. Wanneer ds. A. Vergunst voor de geboorte van ‘Bertje’ op kraamvisite komt, ziet hij dat de woning veel te klein is voor het gezinnetje. Hij neemt contact op met oom Joost die in die tijd bij ‘volkshuisvesting’ werkt. Hij weet er voor te zorgen dat de jonge Bert en Wil een grotere woning aan de Kortekade kunnen huren. Hoewel de woningen nu verder bij elkaar vandaan liggen, blijft het contact bestaan en wordt in de loop van de jaren alleen maar versterkt. Wij, als kinderen zijn veel bij oom Joost en tante Henny thuis en zij nemen ons ook regelmatig met hen mee ergens naar toe.

Als ik aan oom Joost en tante Henny terugdenk, is dat met veel waardering. Zij hebben, zonder dat we dat misschien goed door hadden veel voor ons betekend. Zij boden ons, als kinderen uit een ‘groot’ gezin, een geweldige gelegenheid om in een rustige omgeving alle ‘ruimte’ en aandacht te krijgen.
Met name oom Joost zorgde voor veel gezelligheid in huis. Hij hield van geintjes en was een geboren verteller van verhalen, die hij vaak ter plekke uit zijn duim zoog.
De vriendschap met Bert en Wil – hoewel niet altijd zonder enige spanning (tante Henny kon aardig bedisselen)- is tot hun dood gebleven. Ik vind het een mooi voorbeeld van hoe je door te geven ook veel terugkrijgt. Delen doet vermenigvuldigen.

Van hun afkomst weten we vrij weinig. Tante Henny’s ouders heb ik nog wel gekend. Ze nam ons, als oudste kinderen wel eens mee naar vader en moeder Nobel. Die woonden toen in Capelle aan den IJssel. Ze hadden twee kinderen: Henny en haar jongere broertje Gert. Gert is op latere leeftijd naar Australië geëmigreerd. Af en toe kwamen hij en zijn vrouw Ria nog wel eens naar Nederland; Gert was een echte grappenmaker.
Na het overlijden van de vader van tante Henny is haar moeder na enige tijd dement geworden. Mevrouw Nobel kwam te wonen in een verzorgingshuis, waar tante Henny haar trouw bezocht. Af en toe ging ik mee en zag hoe tante Henny liefdevol een appeltje voor haar schilde. Maar haar moeder kon soms behoorlijk lelijk tegen haar kon doen. Tante Henny kwam dan vaak verdrietig thuis, waar oom Joost haar probeerde op te beuren. Toen mw. Nobel overleed zorgde tante Henny ervoor dat zij, hoewel niet meer kerkelijk bij de Hervormde kerk betrokken, begraven werd door ds. J.S. van der Net.

Ik kan me niet herinneren dat ik de ouders van oom Joost wel eens heb gezien. Ik heb het idee dat oom Joost weinig contact had met zijn familie. De enige die wij af en toe in de Vlinderstraat ontmoeten, is zijn broer Andries en diens vrouw Stien. Wij gaan ook wel eens met oom Joost en tante Henny naar hen toe. Wat ik me herinner is dat ze schildpadden hadden.
Waarschijnlijk komt familie Seton uit Rotterdam-West. Het ligt mij bij dat we af en toe naar de Volmarijnstraat gingen. Dat was een huis met een werkplaats. Mogelijk was dat familie.
Uit de verhalen van oom Joost weten we dat hij minstens nog een broer had (Frans) en een zus.

Wordt vervolgd

Updates ontvangen?

Vul hiernaast het formulier in om updates wanneer nieuwe foto’s online staan.