Bertus Noteboom

Bert Noteboom werd geboren op 11 mei 1924. Hij is de derde in het gezin en heeft een zus (Janny) en een broer (Jan) boven hem. Hoewel er enkele foto’s zijn uit die eerste tijd heeft Bert zijn moeder nauwelijks gekend. Als hij bijna 3 jaar is, overlijdt zij  (op 12 maart 1927) op 25 jarige leeftijd. Twee jaar later wordt Bert in een kindertehuis geplaatst. Samen met zijn oudere zus Jannie en zijn oudste broer Jan. Hij blijft daar tot zijn 16e jaar.

Het is moeilijk voor te stellen wat dit voor een kind betekent. Maar als ik bedenk hoe het leven van mijn vader de eerste 16 jaar eruit moet hebben  gezien, heb ik respect voor hem hoe hij met zo’n ‘rugzak’ een ‘normaal’ bestaan heeft weten op te bouwen.

Hoewel hij tegen zijn kinderen nauwelijks iets over deze periode vertelt, heeft Bert het in het kindertehuis volgens zijn broer Jan, helemaal niet naar zijn zin. Als in 1999 aan Bert zelf gevraagd wordt welke gebeurtenissen een stempel op zijn leven hebben gezet, schrijft hij: Er zijn natuurlijk dingen in je leven gebeurd die daar een stempel op zetten, hoewel ik over het algemeen, laten we het maar zo zeggen, vrij luchthartig over veel zaken heenging. Enkele ingrijpende belevenissen waren o.a. het gaan naar het kinderhuis op de leeftijd van 6 jaar. Ik ben daar ongeveer 12 jaar geweest, waar “de roede” niet in een hoekje stond, maar ook wel heeft meegeholpen bij mijn Spartaanse “opvoeding”.’
(Uit ‘Notebook’ tgv familie interview -1999).

Na de lagere school gaat Bert naar de ambachtsschool. Later wordt deze school de technische school. Je leert in dit onderwijs voor een praktisch beroep. In zijn laatste periode in het kindertehuis breekt de Tweede Wereldoorlog uit. Bert is dan op een paar weken na 16 jaar. In die tijd heeft hij het kinderhuis verlaten. Hij woont weer enige tijd (waarschijnlijk zo’n 2 jaar – zie foto persoonskaart hieronder) bij zijn vader Jan Noteboom in de Pootstraat. Daarna gaat hij (om onduidelijke reden) naar familie in het Zwaanshals.

Na de ambachtsschool werkt Bert volgens mijn moeder bij een antiquair waar hij het goed naar zijn zin heeft. In februari 1943 wordt Bert door de Duitsers gevorderd om voor de ‘arbeitseinsatz’ naar Duitsland te gaan. Zo’n half miljoen jongens en mannen (17-50 jaar) worden in de oorlog opgeroepen om in Duitsland te werken. De werkgevers moeten jonge werknemers aangeven voor werk in Duitsland en mijn vader was de jongste werknemer . Maar misschien heeft Bert het ook wel als een avontuur gezien en zichzelf aangeboden om te gaan…  Op 4 mei 1943 wordt hij ingeschreven in Duitsland. Een week voor zijn 19e verjaardag. Hij blijft daar tot het einde van de oorlog in 1945.
In November 1944 vindt er in Rotterdam een razzia plaats om jongens en mannen, die vaak zijn ondergedoken omdat zij niet naar Duitsland willen, op te pakken en op transport naar Duitsland te zetten. Bert’s oudere broer Jan is (waarschijnlijk) met die laatste groep mee naar Duitsland gegaan.

 

De beide broers ontmoeten elkaar in Duitsland omdat ze in hetzelfde gebied worden ondergebracht. Op hun kaarten staat het dorpje Oberschleissheim, een paar kilometer van München. Op één van de inschrijfkaarten staat dat Bert in ‘H Gemeinschaftslager W.L.’ geplaatst werd. Een gemeinschaftslager was een kamp met buitenlandse (dwang)arbeiders waaruit de fabrieken in de omgeving hun ‘personeel’ vandaan konden halen.

Uit redelijk recente interviews in vijfdelige  podcastserie ‘Gedwongen – tewerkgesteld in Duitsland’ bleek dat het voor de Hollandse jonge mannen een heftige periode is geweest. Ze vertrokken als tiener en werden versneld volwassen in de snelkookpan van de oorlog. Ze komen voor allerlei (morele) dilemma’s te staan en wat doet dwang iemand?  Er zij, zeker aan het einde van de oorlog, veel bombardementen en ziekten…. Bert schrijft daar in 1999 zelf over: ‘In februari 1943 vond een andere ingrijpende belevenis plaats, n.l. ik werd gevorderd om in Duitsland te werken. Dit was nogal een ingrijpende episode, omdat je toch regelmatig in (levens)gevaar verkeerde, vanwege de bombardementen die bijna dagelijks, vooral op het einde van de oorlog plaatsvonden en waar ik diverse malen middenin zat. ‘t Was een wonder dat je er heelhuids doorkwam.’ (Uit Notebook tgv familie interview). Bekend is ook zijn verhaal dat hij bij een bombardement te laat bij de schuilkelder komt en deze vol zit. Hij kan dan niet anders dan in een greppel schuilen. Een voltreffer raakt echter de schuilkelder, waar niemand levend uitkomt. Zoiets zet hem wel aan het denken…

Veel praat mijn vader niet over de oorlog. Ligt dit voor hem te gevoelig? Roept het bij hem teveel boven? Wil hij zijn kinderen er niet mee belasten? Het beeld dat uit de genoemde podcastserie en ook in een documentaire ‘andere tijden’ naar voren komt, is dat de terugkeer naar Nederland voor de meesten niet gemakkelijk is geweest. Er is in die tijd geen belangstelling voor hun verhalen. Bijna niemand vraagt naar hun ervaringen en zelf spreken ze er ook niet graag over. Het lijkt erop dat ze bepaald niet als helden worden gezien. Wie in ‘het verzet had gezeten’ of was ondergedoken kan op meer waardering rekenen. Teruggekeerden uit Duitsland kregen soms vervelende en wantrouwende vragen als men vertelt waar men in de oorlog was. Bovendien staat Rotterdam in die tijd na de oorlog helemaal in het teken van de wederopbouw van de stad na het bombardement. Ook de mannen die terugkeerden zullen zich al snel voor de nieuwe toekomst  hebben ingezet.

Wat voor werk Bert precies in Duitsland heeft gedaan is niet duidelijk. Op zijn inschrijfkaart staat het beroep van timmerman genoemd. Aan zijn kleinkind Bert (van Bert) vertelde hij eens dat hij in een fabriek werkte waar munitie werd gemaakt. En ook hoe ze dat soms proberen te saboteren; met alle mogelijke gevolgen van dien als de Duitsers er achter komen.

Na de oorlog gaat Bert niet (lang) meer bij zijn vader wonen. Die was in de oorlog, op 26 januari 1944, opnieuw getrouwd met Agatha Catharina (Aagje) Otte.  Volgens mijn moeder boterde het niet zo tussen Aagje en (stiefzoon) Bert. Het verhaal gaat dat zij haar eigen kinderen voortrok. Maar misschien kan of wil Bert zich ook niet zo goed voegen in de nieuwe situatie. Sowieso lijkt mij, met de oorlogsperiode in het achterhoofd waarin je versneld zelfstandig en volwassen was geworden, het niet makkelijk opnieuw ‘kind te moeten zijn’ en onder één dak met andere gezinsgenoten te gaan wonen.

Bert moet na de oorlog de dienstplicht vervullen. Hij wordt matroos. Zijn broer Jan is dan inmiddels beroepsmilitair geworden. Die dient eveneens bij de koninklijke marine.

 

 

 

Bert wordt in de jaren na de oorlog een fervent voetballer. Hij speelt als keeper bij VVOR (Voetbal Vereniging Oost Rotterdam) een club die in 1925 was opgericht en nog steeds bestaat.

Voor de geinteresseerden onder ons (mochten er toevallig voetballiefhebbers in de familie zijn :):
De club is oorspronkelijk voortgekomen uit de Christelijke Jongemannenvereniging Onésimus. Eerst heet die: Voetbal Vereniging Onésimus (VVO) en men speelt in de Christelijke Nederlandse Voetbal Bond. In 1940 wordt de christelijke voetbalcompetitie opgeheven en sluit de club zich aan bij de toenmalige Nederlandse Voetbal Bond. Om verwarring te voorkomen wordt de R van Rotterdam toegevoegd omdat er al een VVO in NVB-verband elders speelt.
Vanaf 1972 is na een verandering van de verenigingsstructuur de naam Onésimus gewijzigd in Oost (bron: www.vvor.nl).

Via het voetballen leerde Bert, ene Willy Houkamp kennen. Hoe dat gegaan is: zie Willemijntje Cataharina Houkamp

Het is lastig om precies te achterhalen hoe zich een en ander na de terugkomst uit Duitsland heeft afgespeeld. Duidelijk is in ieder geval dat Bert rond 1949 in dienst is. Dat blijkt uit de briefkaart die hij in diensttijd naar familie Houkamp aan de Oostzeedijk stuurt. Hij kent dus dan al de familie Houkamp. Het lijkt er op dat hij in die tijd al verkering had met Willy Houkamp. Uit de inhoud van de briefkaart van Bert wordt het niet echt duidelijk. Die is aan ‘de familie’ gericht en bepaald niet erg romantisch van toon (maar goed: Bert is tenslotte een Noteboom…). Als deze aannamen kloppen is Bert vrij snel na de oorlog gaan voetballen, want Willy leert Bert via het voetballen kennen.

Wat voor werk Bert direct na de oorlog doet is ook niet helder. Is hij weer naar de antiquair teruggegaan? Volgens mijn moeder heeft hij ook nog een poosje op de kunstacademie gezeten. Dat zal dan voor zijn diensttijd geweest zijn. In september 1950 krijgt hij een aanstelling als onderhoudsschilder bij de Rotterdamse  Drinkwaterleiding.

Voor de verkeringstijd en andere gebeurtenissen die met Bert en Willy samen te maken hebben: zie het verhaal van Willy Houkamp

Updates ontvangen?

Vul hiernaast het formulier in om updates wanneer nieuwe foto’s online staan.